het strandpaviljoen
zat vol
verdronken mensen
het heeft wel iets
verdronken zijn
kil en definitief
stille open ogen
slierten haar
natte kleren
aandoenlijk
zoals ze zaten
tafels met ruitjeslakens
toen ik je mond kuste
leek het even
of je glimlachte
de zon gaat onder
het wordt kouder
ik blijf zo lang mogelijk
(uit: Romantische Gedichten, uitg. Nijgh & van Ditmar, 1985)