Meindert Inderwisch
George Best, de grootste voetballer die Ierland ooit voortbracht, vertelde na zijn levertransplantatie dat zijn verblijf in een afkickkliniek de meest gruwelijke ervaring van zijn leven was geweest en dat hij zichzelf had voorgenomen liever te willen sterven aan drankzucht dan ooit nog een dag in een dergelijke faciliteit door te brengen. Zijn begrafenis bracht tienduizenden mensen op de been. De publieke ceremonie zou een staatshoofd niet hebben misstaan. George Best was een publiekslieveling, een voetbalgod die maar al te menselijk door de knieën was gegaan. Had Best zichzelf aan het kruis genageld en daarmee de onmatigheid van de Ieren weggespoeld? Ik kan er het Messiaanse wel van inzien. Wie de biografie van Best leest kan de oorsprong van zijn afhankelijkheid eenvoudig terugvoeren naar de vroege jeugd. Hij had een blessure opgelopen die, alle inzichten ten spijt, niet meer te genezen was.
Veel mensen hebben een negatief oordeel over verslaafden, maar bij publiekshelden als George Best, Keith Richards, Keith Moon (de lijst is eindeloos) en noem ze maar op, is het vaak reden voor de massa om bewondering, vereenzelviging of gewoon sympathie te tonen. Met twee maten meten. Wie verslaving goed bestudeert, leert dat het middel slechts een facet is van een hele reeks factoren die de ‘geketende’ mens hebben gevormd en geïdentificeerd met zijn ziekte. Een ziekte van het brein overigens volgens de Wereld Gezondheids Organisatie (W.H.O.) en niet het gevolg van een gebrek aan wilskracht of ruggengraat.
Ik herinner mij hoe mijn eerste paniekstoornis zich manifesteerde. Mijn vader was onverwacht overleden en de wereld waar hij, mijn moeder en ik in hadden verbleven was voorgoed verdwenen.
Ik kon toen niet bevatten wat de dood inhield, maar ik zag wat het met de anderen deed. De dood was kennelijk zo ingrijpend dat geen van de zekerheden die in mijn kleine bestaan waren opgebouwd nog van kracht waren. Mijn moeder, bijvoorbeeld, ging onder in haar verdriet en was een jaar onbereikbaar. Zij, bij wie ik altijd mijn toevlucht had gezocht, was lijfelijk aanwezig en tegelijk niet aanspreekbaar. De familieleden en vrienden wisten niet goed wat ze met mij aan moesten. De één zei dat mijn vader ziek was, de ander dat hij sliep. Bij zijn begrafenis ben ik niet geweest. Men vond dat beter voor me. Ik zelf had geen idee dat hij ter aarde werd besteld. Ik ben nog altijd blij dat ik zijn graf kan bezoeken. Dat hij niet is verbrand.
Ik had het over mijn eerste paniekstoornis. Hoe ik als jongetje van zeven het gevoel had dat mijn longen niet genoeg lucht kregen. Dat ik zou stikken wanneer ik niet met grote teugen zou ademhalen. Zo begonnen de tintelingen, de duizelingen, de kwetsbaarheid voor depressies en angststoornissen. Mijn basisvertrouwen (in een goede ‘afloop’) was voorgoed geschonden.
Ik heb een ernstige verslaving aan medicijnen (slaapmedicatie) het hoofd moeten bieden en aan banden gelegd. Voor mij is deze gerelateerd aan wat er met mij is gebeurd als kind. Daarmee praat ik niets recht of krom. Ik constateer iets. Wanneer mijn vertrouwen - met het toenemen van de jaren - werd geschaad, kon ik nog steeds erg van slag raken, mij machteloos voelen. Daarvoor schaamde ik mij dan zo hevig dat ik het verkoos om middelen te gebruiken die mijn angst wegnamen zodat ik weer kon ‘functioneren’. Niet kunnen functioneren vond ik erger dan middelen gebruiken om te kunnen slapen. Zo belangrijk vond ik het om maatschappelijk geaccepteerd te blijven. Jaren van mijn leven heb ik zo vergooid.
Bij het werken met verslaafde mensen houd ik mij bezig met het symptoom (de verslaving) en de oorsprong daarvan. Ik denk zelfs dat we zo ver kunnen gaan in onze verdringing van wat ons is overkomen dat we verslaafd kunnen raken aan onze kinderlijke machteloosheid. Daarin hebben we gesprekspartners nodig die ons een spiegel voorhouden. Een spiegel is onvervormd en kan niet anders dan oprecht zijn. Voorwaarde is dat degene die de spiegel voor de ander vasthoudt dat op integere wijze doet.
Of, om het eenvoudiger te zeggen: wij zijn eerder verslaafd aan een bepaalde vorm van omgaan met een blessure dan aan het specifieke middel zelf. We verdoven deze kwetsuur zonder erachter te komen wat het precies is dat we daarmee het zwijgen opleggen. Daartoe door weten te dringen geeft ons één handvat van het stuur, het herstel van de hersenen is het andere.
Twee gezonde handen aan een goed werkend stuur maakt dat we niet langer afhankelijk hoeven te zijn van de oneffenheden die zich op onze weg voordoen.
Bij het behandelen van een verslaving weet ik de weg. Ik ben niet alleen ervaringsdeskundig, maar weet ook exact wat er in het brein gebeurt, wat er wel en niet aan te doen is, hoeveel factoren een rol spelen en welk belang aan deze factoren te hechten.
Ik ben er ook voor om familieleden en/of geliefden incidenteel bij de therapie te betrekken. ‘Addiction is a family disease’. Zodra de, meestal beschaamde, verslaafde weer deel kan uitmaken van een gezin, familie of andere steungroep, neemt zijn kans op herstel met tientallen procenten toe.
Voordat ik verderga op deze thematiek wil ik met de grootste stelligheid benadrukken dat ik alle begrip heb voor de frustraties en uitputting die zich ontwikkelen bij mensen die al hun energie hebben gestoken in het helpen van een verslaafde naaste. Dit om te voorkomen dat er misverstanden zouden ontstaan over mijn bedoelingen. Ik kijk naar het geheel en de onmiddellijke omgeving is daar een belangrijk onderdeel van.
In het programma Op1 van 23–10–2020 waren Sahar Meradji (documentairemaker), Boaz en Mulu aanwezig om te praten over de weldra te aanschouwen documentaire serie ‘Verdoofd’.
Onderliggend commentaar van de presentatoren: “In Nederland zijn naar schatting 1.2 miljoen mensen verslaafd aan drank en drugs. In de serie ‘Verdoofd’, volgt documentairemaker Sahar Meradji vier mensen in hun strijd tegen (deze) heftige verslavingen. Hoe ziet hun leven eruit en lukt het ze om de vicieuze cirkel te doorbreken? Vanavond schuift Sahar aan, samen met Boaz en Mulu wiens strijd tegen drugs gevolgd werd in deze documentaire.”
Eenmaal aan de beurt, werd Sahar door Sophie Hilbrand gevraagd wat haar zo aantrok in dit soort onderwerpen (Sahar maakte o.a. ook de documentaire "Tygo in de GHB”).
Het citaat dat mij (Meindert) trof was het volgende: “Ik vind het belangrijk en interessant om de donkere kant van de mens te begrijpen. Dat intrigeert mij enorm.
Wat ik eigenlijk altijd de meest bijzondere momenten vind in mijn werk is – en dat zijn vaak de meest confronterende en heftige momenten – waar je met iemand in terechtkomt waarin je iets bij jezelf opmerkt waar je voorheen min of meer zwart-wit over nadacht en dan ineens denkt: ‘Oh, ik snap het!’
“Ik weet nog dat ik met Mulu over straat liep en ineens brak hij over zijn adoptieverleden en de reden waarom hij verslaafd is. Hij somde alles op, alles wat hij heeft meegemaakt en heel even dacht ik – in een flits - : Oh Jezus, ik ben blij dat - met alles wat jij hebt meegemaakt - er een verdoving overheen ligt. Je zal dit maar nachten achtereen moeten verdragen.”
Sophie Hilbrand: “Van die momenten dat je in een impasse komt en jezelf afvraagt: ‘Hoe denk ik er eigenlijk over na? Te makkelijk, te eenduidig.”
Sahar: “Ja, dat.”
Kanttekening Meindert:
Mooi te zien en horen hoe ook iemand die niet verslaafd is, bij benadering kan begrijpen dat verslaving soms de enige redding is. De kuur wellicht erger dan de kwaal, maar is dat wel zo? Soms moet je iets verdoven, omdat je anders kapot gaat. Natuurlijk zul je, na het doorstaan van je crisis, weer moeten afkicken. Dat is de prijs die we betalen voor het verdoofd zijn. Ik schreef er ooit (omstreeks 2003) een column over in de Provinciale Zeeuwse Courant. Hieronder een fragment daaruit wat, mijns inziens, het inzicht bevestigd dat Sahar Meradji uitsprak:
“Pijn
Pijn 1. Straf voor de zonde in hel of vagevuur; -2 Lichamelijk lijden, smart.’(van Dale,Groot Woordenboek Der Nederlandse Taal)Een chirurg die door huid en weefsel snijdt en ribben doorknipt om bij een ziek hart te komen zal zijn patiënt, lang voordat het doel is bereikt, verliezen wanneer deze niet is verdoofd...Onbeteugelde pijn leidt tot dood, waanzin en komt geen enkele genezing ten goede. Na veertien jaar intensief te hebben gewerkt met mensen die aan zware verslavingen lijden, heb ik moeten concluderen dat de meeste behandelmethoden barbaars zijn en in een aantal gevallen ronduit wreed. Dat ze de dood en waanzin zelden kunnen voorkomen en dat terugval eerder gebruikelijk is dan uitzonderlijk.Een grote groep verslaafden is ontvankelijk voor verheldering. Mensen die ergens, onderweg, trauma hebben opgelopen en verdoving nodig hadden om te volharden in het bestaan. Voor hen is de weg naar genezing vaak afgesloten door de kwelling van de ‘craving’: het hunkeren, smachten en snakken naar een middel dat al lang zijn oorspronkelijke potentie heeft verloren. Het omgaan met deze craving vult hun dagen. Het dwangmatig gebruiken van gif om terug te kunnen keren naar een staat van welbevinden. Euforie is niet langer aan de orde. Geluk is gereduceerd tot de absentie van pijn.”
In dit deel van het hoofdstuk ‘verslaving’ wordt langs de volgende lijnen het begrip nader toegelicht:
a. definitie,
b. cijfers,
c. verslavingszorg,
d. oorzaken,
e. verslaving als een “biobehavioral disorder”. (Biobehavioral kijkt naar de combinatie van biologische- en gedragsfactoren).
Uit de grote hoeveelheid beschikbare informatie zijn met name de thema's geselecteerd
die voor mijn praktijk relevant zijn.
a. definitie
Met een verslaving wordt een toestand bedoeld waarin een persoon fysiek en mentaal van een gewoonte, handeling of stof afhankelijk is. En wel dusdanig, dat de verslaafde deze gewoonte, handeling of stof niet of heel moeilijk kan loslaten. Een verslaving kan bestaan uit een gewoonteverslaving of een middelenverslaving. Bij een gewoonteverslaving gaat het om een verslaving aan een handeling. Deze handeling geeft een goed gevoel. Denk bijvoorbeeld aan een gokverslaving. Bij een middelenverslaving is sprake van verslaving aan een middel. Deze middelen zijn grofweg op te delen in stimulerende middelen (zoals amfetamine, cocaïne, nicotine), verdovende middelen (zoals alcohol, opium) en geestverruimende middelen (zoals thc, lsd).
b. cijfers
De volgende cijfers staan vermeld op Wikipedia, onder het lemma verslavingszorg (geraadpleegd op 22 april 2018): Nederland telt in 2002 ongeveer 2,5 verslaafden (drugs, alcohol,medicatie, gokken) per 1.000 inwoners. Verder zijn er in Nederland ongeveer 30.000 harddrugsverslaafden (heroïne en/of cocaïne), hebben 800.000 mensen een probleem met alcoholgebruik of zijn eraan. verslaafd en ongeveer 600.000 Nederlanders gebruiken chronisch slaap- en/of kalmeringsmiddelen.
Trends en cijfers over drugs, alcohol en roken worden in Nederland verzameld door het Trimbos-instituut.
c. verslavingszorg
Verslavingszorg wordt op bovengenoemde Wikipedia-pagina omschreven als de “tak van de gezondheidszorg die hulp biedt aan mensen met een verslaving”. Soms kan iemand thuis behandeling krijgen via de huisarts. Als dat niet genoeg is, kan iemand naar een instelling voor verslavingszorg moeten. Daar kan iemand overdag terecht voor een behandeling (ambulant), maar iemand kan ook een paar dagen of een aantal weken worden opgenomen (klinisch). De behandeling begint meestal met stoppen met het gebruik van verslavende middelen. Dat wordt detoxificatie genoemd. Dit ontgiften of afkicken duurt enkele dagen tot een paar weken. Vaak wordt na detoxificatie duidelijk of iemand ook last heeft van andere psychiatrische ziekten, zoals een depressie, psychose of ADHD. Wanneer dat zo is, moeten deze problemen gelijktijdig met de verslaving behandeld worden. Hiervoor bestaan zogenaamde dubbel-diagnose afdelingen voor verslaving en psychiatrie.
De behandeling van een verslaving kan uit meerdere onderdelen bestaan. De Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie noemt op hun website drie groepen behandelingen:
1. Behandeling met gesprekken: psychosociale en psychotherapeutische hulpverlening.
Bij deze behandeling gaat het erom dat iemand het gebruik onder controle krijgt of gaat stoppen. De behandeling bestaat uit een aantal gesprekken. De hulpverlener en de verslaafde praten over hoe het komt dat iemand verslaafd blijft, en welke risico’s er zijn dat iemand weer gaat gebruiken. Als dat duidelijk is, kan iemand gaan oefenen met gedrag dat helpt voorkomen dat hij weer gaat gebruiken. Ook gedragstherapie, relatie- en gezinstherapie, groepstherapie en maatschappelijke begeleiding worden veel gebruikt bij de behandeling van verslaving.
2. Behandeling met medicijnen. Iemand kan naast de gesprekken met een hulpverlener,
ook medicijnen krijgen. Dat is bijna altijd een aanvulling op gesprekken. Er zijn verschillende
medicijnen: medicijnen die helpen tegen ontwenningsverschijnselen, medicijnen die het verlangen naar alcohol kunnen verminderen en als iemand last heeft van een depressie, een psychose of ADHD, kan hij ook daar medicijnen voor krijgen.
3. Hulp van andere verslaafden in zelfhulpgroepen. In heel Nederland zijn zelfhulpgroepen
actief. Dat zijn groepen waarin verslaafden elkaar helpen bij het overwinnen van hun verslaving. Voor alcoholverslaafden zijn dat de Anonieme Alcoholisten (AA). Voor drugsverslaafden zijn er de Narcotics Anonymous (NA).
d. oorzaken
Er is niet één oorzaak aan te wijzen voor het ontstaan of het blijven bestaan van een verslaving. Van den Brink en Schippers (2008) en Verheul, Van den Brink en Van der Velden(1996) bespreken verschillende modellen:
1. Morele model. Volgens dit model is verslaving een vorm van zondig en/of crimineel gedrag. Verslaafden worden opgevat als immorele individuen met een zwak zo niet slecht karakter. Dit model heeft het denken over verslaving gedurende eeuwen gedomineerd en is eigenlijk nog steeds actueel, vooral als het gaat om het gebruik van niet–toegestane drugs.
Verslavingskunde Nederland (z.j.) concludeert bijvoorbeeld dat de meerderheid van de bevolking alcoholverslaving niet als een ziekte beschouwt, maar als eigen schuld.
2. Farmacologisch model. In dit model zijn de oorzaken van het verschijnsel verslaving de verslavende eigenschappen van het middel zélf. Hoewel dit model verouderd is, wordt het denken over de oorzaken van drugsverslaving nog steeds gedomineerd door farmacologische factoren.
3. Klassieke ziektemodel. Hierin wordt verslaving beschouwd als een altijddurende en onomkeerbare lichamelijke conditie die buiten de bewuste controle van het individu staat. Binnen dit model wordt de persoonlijkheid niet als een belangrijke oorzakelijke factor aangemerkt.
4. Symptomatische model. In dit model wordt verslaving gezien als een symptoom van een onderliggende persoonlijkheidsstoornis. Dit model ziet bij iedere verslaafde tekenen van vergaand disfunctioneren, neurotische karaktertrekken, emotionele onrijpheid en/of infantilisme.
5. Leermodel. Volgens dit model wordt verslaving veroorzaakt door leerprocessen waarbij hoofdzakelijk omgevingsfactoren en de conditionerende werking van de middelen zelf een rol spelen. Aan dit model ligt het behaviorisme ten grondslag: (a) gedrag wordt bepaald door de omgeving, (b) alle gedrag is aangeleerd, en (c) leren is hetzelfde als geconditioneerd worden.
6. Cognitieve model. Hierin wordt de ontwikkeling van incidenteel of gecontroleerd gebruik naar verslaving bepaald door zowel psychische als sociale factoren.
7. Bio-psycho-sociaal model. Dit is de meest recente, meer wetenschappelijke benadering van verslaving. In dit model wordt de aanvang en het beloop van verslaving verklaard uit de continue, wederkerige interactie van al dan niet aangeboren biologische en psychologische kwetsbaarheden enerzijds en de psychosociale omstandigheden anderzijds.
Het is volstrekt begrijpelijk dat zowel de verslaafde mens als zijn geliefden of (andere) leden van zijn steungroep door de bomen het bos niet meer zien. Maar liefst 7 modellen om verslaving te ‘bekijken’. Wat frustreert wanneer je, net als ik, zowel theoretisch onderlegd bent én ervaringsdeskundig, is dat er nauwelijks een bundeling van kennis plaatsvindt. Alle meningen en bijbehorende behandelmodellen maken deel uit van een groep eilandjes. Deze cultuur maakt een wetenschappelijke, eenduidige benadering van verslaving bijna onmogelijk. En toch is die koppeling van kennis tot stand te brengen. Waarom gebeurt dat niet? Mij schieten de termen: ‘financieel niet aantrekkelijk, te weinig idealisme, arrogantie, luimigheid, luiheid, desinteresse te binnen. In de verslaafde wordt al snel een zondebok gevonden. Systemen zijn dol op deze dieren. Het haalt de aandacht weg bij het eigen disfunctioneren. Men kan met de beschuldigende vinger wijzen.
Een interessant citaat wat dit verschijnsel betreft: Opleiding en alcoholgebruik:
Hoogopgeleiden houden zich minder vaak aan het advies van de Gezondheidsraad (drink niet of niet meer dan 1 glas per dag) en zijn vaker zware drinker dan laag of middelbaar opgeleiden.
Voor George Best, Keith Richards en de ‘hoogopgeleiden’ gelden blijkbaar andere regels. Laten we stellen dat de moraal bij verslaving tamelijk ondoorzichtig is. In debatten over verslaving worden vaak twee tegenover elkaar staande standpunteningenomen: “People see addiction as either a disease or as a failure of will (Leshner, 2001).”
Vertaling: “Mensen zien verslaving ofwel als een ziekte ofwel als een gebrek aan wilskracht
(Leshner, 2001)”
De geciteerde auteur was van 1994 tot 2001 director van het National Institute on Drug Abuse in Amerika. In het aangehaalde artikel stelt hij dat in recente wetenschappelijke literatuur meer dan voldoende bewijs te vinden is dat verslaving “a brain disease [is] that develops over time as a result of the initially voluntary behavior of using drugs”.
Vertaling: “Verslaving is een ziekte van het brein die zich in de loop der tijd ontwikkelt tijdens het aanvankelijk vrijwillige gebruiken van drugs.”
Zijn stelling is dat het te simplistisch is om biologie tegenover gedrag te zetten, of “to pit willpower against brain chemistry”. Verslaving bestaat uit te onderscheiden, maar niet van elkaar te scheiden biologische én gedrag-gerelateerde componenten: een “biobehavioral disorder”.
(Verderop in het artikel van Leshner wordt aan deze componenten de sociale component toegevoegd.)
Veel mensen zijn ervan overtuigd dat verslaving simpelweg een gebrek aan wilskracht bij of het gevolg van een zwak karakter van de verslaafde is. Leshner stelt dat voor dit standpunt geen wetenschappelijk bewijs is. Maar, zo vervolgt hij: “… the recognition that addiction is a brain disease does not mean that the addict is simply a hapless victim. Addiction begins with the voluntary behavior of using drugs, and addicts must participate in and take some significant responsibility for their recovery. Thus, having this brain disease does not absolve the addict of responsibility for his or her behavior, but it does explain why an addict cannot simply stop using drugs by sheer force of will alone. It also dictates a much more sophisticated approach to dealing with the array of problems surrounding drug abuse and addiction in our society.”
Vertaling: “De erkenning dat verslaving een ziekte van het brein is, betekent niet dat de verslaafde eenvoudigweg een onfortuinlijk slachtoffer is. Verslaving begint bij het vrijwillig nemen van drugs en verslaafden moeten een belangrijk deel van de verantwoording voor hun herstel nemen. Bijgevolg ontslaat het lijden aan deze hersenziekte de verslaafde niet van zijn verantwoordelijkheid voor zijn/haar gedrag, maar het verklaart wel waarom een verslaafde niet simpelweg kan stoppen op wilskracht. Het gebiedt ons ook de ziekte te benaderen op een veel genuanceerdere manier die zich bezighoudt met de reeks van problemen die drugsgebruik en verslaving met zich meebrengen in onze maatschappij.” (Leshner)
Niet iedereen die een keer drugs gebruikt, raakt eraan verslaafd. Tussen individuen bestaan grote verschillen of en hoe snel men verslaafd raakt en aan welk middel. Deze verschillen kunnen verklaard worden door een combinatie van biologische, gedrag-gerelateerde en sociale factoren. Tot de groep biologische factoren behoren ook de genetische factoren: “In fact, estimates are that between 50 and 70 percent of the variability in susceptibility to becoming addicted can be accounted for by genetic factors”. (Leshner)
Vertaling: “Feitelijk wordt geschat dat 50 tot 70 % van de veranderlijkheid wat betreft verslavingsgevoeligheid kan worden toegerekend aan genetische factoren.”
Het feit dat verslaving een hersenziekte is, heeft belangrijke implicaties voor “the public perception of addicts and their families, for addiction treatment practice, and for some aspects of public policy.”
Vertaling: “De publiekelijke perceptie van verslaafden en hun families, voor de behandeling van verslaving en voor sommige aspecten van publiek beleid.” (Leshner)
De volgende boodschap kan volgens Leshner niet vaak genoeg worden herhaald: “People often assume that because addiction begins with a voluntary behavior and is expressed in the form of excess behavior, people should just be able to quit by force of will alone. However, it is essential to understand when dealing with addicts that we are dealing with individuals whose brains have been altered by drug use. They need drug addiction treatment.”
Vertaling: “Mensen nemen vaak aan dat verslaving, omdat die begint met vrijwillig gebruik en zich uit in de vorm van excessief gedrag, gewoon door wilskracht beëindigd kan worden. Het is echter van vitaal belang, wanneer we met verslaafde mensen werken, dat we begrijpen dat we te maken hebben met individuen wiens hersenen zijn veranderd door drugsgebruik. Daarom hebben ze een behandeling nodig die gericht is op verslaving.” (Leshner)
Volgens Leshner is de beste behandeling voor verslaving dezelfde als de beste behandeling voor andere hersenziektes, zoals schizofrenie en depressie. Wetenschappelijke gegevens laten zien dat aandacht geschonken moet worden aan een combinatie van medicatie, therapie, sociaalmaatschappelijke diensten en re-integratie. En: “These [treatment approaches] might include such services as family therapy to enable the patient to return to successful family life, mental health services, education and vocational training, and housing services.”
Vertaling: “Deze behandelmethodes kunnen zorg als familietherapie als onderdeel hebben, zodat de patiënt in staat wordt gesteld om terug te keren naar een succesvol ezinsleven, gebruik te maken van de GGZ, voorlichting en beroepsonderwijs.” (Leshner)
Van belang, zo merkt de auteur op, is dat iedere verslaafde de behandeling krijgt die past bij zijn persoonlijke situatie en behoeften. Verder dient de behandeling in de loop van de tijd telkens aangepast te worden. Tot slot de eindconclusie van Leshner:
“If we as a society ever hope to make any real progress in dealing with our drug problems, we are going to have to rise above moral outrage that addicts have “done it to themselves” and develop strategies that are as sophisticated and as complex as the problem itself. Whether addicts are “victims” or not, once addicted they must be seen as “brain disease patients”. Moreover, although our national traditions do argue for compassion for those who are sick, no matter how they contracted their illnesses, I recognize that many addicts have disrupted not only their own lives but also those of their families and their broader communities, and thus do not easily generate compassion.”
Vertaling: “Wanneer wij als maatschappij ooit de hoop willen koesteren om werkelijk vooruitgang te boeken in het omgaan met onze drugsproblematiek, zullen we onze morele verontwaardiging moeten ontstijgen waarin we menen dat verslaafden het ‘zichzelf hebben aangedaan’ en zullen we strategieën moeten ontwikkelen die zo genuanceerd en complex zijn als het probleem zelf. Of verslaafden ‘slachtoffers’ zijn of niet, wanneer ze eenmaal verslaafd zijn moeten we ze beschouwen als ‘patiënten met een hersenaandoening’. Bovendien, ofschoon onze nationale tradities mededogen bepleiten voor degenen die ziek zijn, hoe ze die ziekte ook hebben opgelopen, erken ik dat veel verslaafden niet alleen hun eigen levens, maar ook die van hun gezinnen en bredere gemeenschappen hebben ontwricht en bijgevolg niet makkelijk medelijden zullen opwekken.” (Lesher).
De noodzaak van familie therapie