I am a child (Neil Young)
I am a child, I'll last a while
You can't conceive of the pleasure in my smile
You hold my hand, rough up my hair
It's lots of fun to have you there
I gave to you, now, you give to me
I'd like to know what you learned
The sky is blue and so is the sea
What is the color, when black is burned?
What is the color?
You are a man, you understand
You pick me up and you lay me down again
You make the rules, you say what's fair
It's lots of fun to have you there
I gave to you, now, you give to me
I'd like to know what you learned
The sky is blue and so is the sea
What is the color, when black is burned?
What is the color?
I am a child, I'll last a while
You can't conceive of the pleasure in my smile
Mijn moeder maakte zich ongerust over mijn onbevangenheid en totale onschuld. Ze zag hoe ik door een vriendje met een speelgoedauto in mijn gezicht werd geslagen en dat ik reageerde met totale verbijstering.
Moeders maken zich vaker nodeloos ongerust. Wat zij zag was mijn ‘true self’. Het openstaan voor de wereld en daarin onschuldig, onwetend en naïef te zijn. Wanneer je al mijn afweermechanismen wilt uitschakelen, hoef je alleen maar vriendelijk te zijn of om hulp te vragen.
Dat lijkt voor sommigen misschien niet in lijn met het verbale zwaard dat ik bij me draag en mijn lichaam dat niet zal aarzelen een agressor tegen de grond te slaan.
Onbevangen wil niet zeggen dat ik een wezenloze man ben. Treedt mij vijandig tegemoet en wat je zaait, zal je oogsten.
Vooral als jonge, vroegrijpe man, dachten omstanders dat ze mij moesten provoceren om mijn onbevangenheid te ‘ontmaskeren’. Wanneer ze dat verbaal deden, stond ik ze destijds nog vriendelijk te woord. Ik dacht dat ik hun slechte intenties kon ontkrachten met mijn goede. Onwetend van mij.
Ik leer snel. Het kind dat ik was, werd verlaten door zijn vader en moeder toen het zeven was. Toen het zwarte jaar voorbij was, had ik een autonomie ontwikkeld die weinig mensen ooit zullen bezitten. Lijd ik aan zelfoverschatting (daar kun je in ieder geval niet ‘onder’ lijden) wanneer ik dat stel? Nee, de feiten hebben bestaansrecht in mij. Hoe de ander die verdraait, is voor zij rekening. Ik heb de prijs betaald voor mijn autonomie.
De man in mij: “you are a man, you understand
you pick me up and you lay me down again
you make the rules, you say what’s fair
it’s lots of fun to have you there”
De man in mij, beschermt “Meintje’, het onbevangen kind:
“I am a child, I last a while
you can’t conceive of the pleasure in my smile”
Mijn glimlach is voor de meesten niet te doorgronden. Ben ik de Mona Lisa? Nee, ik ben iemand die jij wellicht niet durft aan te spreken. Wie mij kent als vriend, als cliënt, als goede buur, vindt mij lief.