Afspraak boeken

Heb je nog vragen of wil je een afspraak maken?

Vul het formulier in en ik antwoord je zo snel mogelijk.

Om een afspraak te maken kun je ook telefonisch contact opnemen:06 518 791 09 of direct via email: iwisch@zeelandnet.nl

Afspraak boeken

Heb je nog vragen of wil je een afspraak maken?

Vul het formulier in en ik antwoord je zo snel mogelijk.

Om een afspraak te maken kun je ook telefonisch contact opnemen:06 518 791 09 of direct via email: iwisch@zeelandnet.nl

Afspraak boeken

Heb je nog vragen of wil je een afspraak maken?

Vul het formulier in en ik antwoord je zo snel mogelijk.

Om een afspraak te maken kun je ook telefonisch contact opnemen:06 518 791 09 of direct via email: iwisch@zeelandnet.nl

Wie ben jij? VII (‘Mag ik mens zijn’ aflevering 35)

‘Cloudbusting’ Kwetsbaar zijn vereist vooruit te vechten en onttrekt je zachtheid aan het zicht. Deze episode is opgedragen aan de eenzaamheid van de buitenstaander. De vele misverstanden over mensen die zichzelf weigeren weg te laten zetten met onterechte stigma’s, de eenzaamheid van hun strijd, hun overlevingsmechanismes. Een ‘keuring’ in meerdere opzichten. Op een dag vol […]

‘Cloudbusting’

Kwetsbaar zijn vereist vooruit te vechten en onttrekt je zachtheid aan het zicht. Deze episode is opgedragen aan de eenzaamheid van de buitenstaander. De vele misverstanden over mensen die zichzelf weigeren weg te laten zetten met onterechte stigma’s, de eenzaamheid van hun strijd, hun overlevingsmechanismes. Een ‘keuring’ in meerdere opzichten.

Op een dag vol anticipatieangsten (wanneer je vreest voor wat komen gaat, soms zelfs wanneer je geen idee hebt wat), stapte ik een keuringsfaciliteit van een Arboarts binnen. Het had me heel veel moed gekost om tenslotte op die plek te belanden. Uitkomen voor mijn onvermogen nog verder te kunnen werken was op zijn zachts beschamend. Om je de waarheid te zeggen: het voelde als een vernedering. Het zoveelste bewijs dat ik in mijn rap geslonken zelfbeeld was gereduceerd tot een waardeloos iemand. Een last voor de samenleving. Schaamte kan je knettergek maken.

Ik was volledig uitgeput, neerslachtig en totaal gedemoraliseerd. Een zinnig mens zou zeggen: “je had alle recht daar te zijn” of zelfs “Waarom heb je jezelf niet eerder ziek gemeld?”. Maar ik vond niet dat ik ergens recht op had.

Om iets van mijn dynamiek te verklaren, zal ik proberen zo onbeschermd en eerlijk mogelijk te zeggen hoe ik de wereld als kind tegemoet trad en hoe dat verkeerd afliep. Waarom het nodig was om naar de anderen een overlevingsstrategie op te bouwen.

Voordat de lagere school begon (toen had je daar nog klas één tot en met klas zes), was ik naar de ‘Prinses Margriet kleuterschool’ gegaan met een vriendinnetje uit de buurt. We konden er lopend heen, over het grasveld dat zich uitstrekte voor de protestantse kerk en dan het bochtje om. In het eerste jaar hadden we juf Rouw en in het tweede jaar juf Euwe. Beiden waren lief voor mij en ik was een zoet kindje. Mijn oma trok mij m’n winterjas aan, knoopte voorzichtig mijn sjaal om en gaf me over aan mijn buurmeisje. Zij knoopte mijn jas dicht wanneer we weer naar huis gingen. Het viel me op dat ik iets nog niet kon dat andere kinderen wel beheersten.

Op de lagere school was er in de eerste week al een confrontatie met de tweedeklassers. Ik begreep er niets van. We moesten als groep op hen afstormen. Wat er daarna zou gebeuren wist ik niet. Wat me tot op de dag van vandaag bij is gebleven, was dat ik bij het zien van mijn opponent vooral het besef had dat er iets was veranderd ten aanzien van de cultuur op de kleuterschool. Hij (mijn opponent) en ik bleven stil naast elkaar staan en keken naar de onbestemde kluwen van in elkaar verstrikt geraakte kleuters.

Juffrouw Kievit had donkere haren en ik probeerde iets bekoorlijks van haar te maken dat ik niet kon vinden. Ze was niet onvriendelijk, maar ze maakte niet echt onderscheid tussen al die kleine individuen. Ze hield meer van de Heer dan van ons.

In klas twee hadden me juffrouw Loïs die ik kende als klant van mijn moeders kapsalon. Daardoor voelde ik me veiliger bij haar. Ze was ook liever en ronder dan Juf Kievit. Ergens in dat tweede jaar overleed mijn vader. Juffrouw Loïs lette op mij, de eerste weken dat ik weer naar school kwam. Daarna werd ik door mijn vriendjes links en rechts over het schoolplein geschopt. Ik ging terug naar ons verstilde huis.

In de jaren die volgden trainde ik mee met de zoons van mijn moeders nieuwe man. Die jongens hadden de bruine band in judo. Hele dagen, zo lijkt het, waren we bezig met elkaar alle kanten uit te werpen en allerlei soorten klemmen aan te brengen. Dat kwam goed uit op het schoolplein. Ik werd niet meer geschopt. Na een paar keer een nek-klem te hebben toegepast, gevolgd door een heupworp, werd het mijn agressors duidelijk dat ze mij niet langer lichamelijk konden pijnigen. Kinderen zijn echter creatief en de kleine sadisten die, kennelijk, thuis vreemde dingen meemaakten, ontdekten hoe verdrietig ik werd wanneer ze mij buitensloten. Het duidelijkst werd dat merkbaar op het schoolplein. Daar kun je zoiets door de positionering van de poppetjes meteen vaststellen. Tijdens de lessen moest ik oppassen met het opsteken van mijn vinger. Goede antwoorden werden bestraft met gegiechel en hoongelach.

Tegen de tijd dat ik de schooltest deed, schatte men mij in als iemand die het beste naar de Lagere Technische School kon gaan om zijn carrière voort te zetten. Ik durfde de vragen die de testers mij stelden niet snel en correct te beantwoorden. Ik wist ze wel, maar was zo geconditioneerd dat ik deed alsof ik lang moest nadenken. Soms maakte ik zelfs expres fouten.

Wat ook niet hielp was dat ik eind juli jarig was. Wetenschappelijk onderzoek heeft uitgewezen dat het kinderbrein dan eigenlijk nog te jong is om als volwaardige eersteklasser mee te draaien. Kinderen die vlak voor aanvang van het schooljaar zijn geboren lopen een levenslange leerachterstand op.

Mijn moeder was niet zo’n ouder die haar kind per se op een te hoog schoolniveau wil laten instromen. En geloof mij, als docent heb ik daar wel veel schrijnende gevallen van gezien. Kinderen uit ‘gegoede’ gezinnen waarvan de ouders de schoolleiding met het mes op de keel dwongen hun kinderen plaats te laten nemen in de V.W.O.-klassen. Velen daarvan faalden.

Mijn moeder was niet zo’n ouder, maar ze wist wel dat mijn intelligentie bovengemiddeld was. Zo kwam ik alsnog in een brugklas terecht waar ik prima paste. Wat opviel was dat de zes brugklassen qua ‘sociale klasse’ leken te zijn ingedeeld. De hogere klasse in 1a en 1b, de middenklasse in 1 c en 1 d (mijn klas) en de lagere klasse in 1e en 1f.

Op de middelbare school was mijn ‘anders zijn’ juist iets wat me populair maakte. Mijn lange haren, ‘hippe’ kleren, mijn fiets met het hoge stuur. Wist ik veel. Ik speelde gitaar op mijn driekwartsmodel (klein voor mijn leeftijd, begon ik pas door te groeien aan het eind van de tweede klas), voetbalde tot het donker werd en schoot nog pijltjes door pvc-buizen die we van bouwterreinen stolen. Met het toenemen van de jaren, het geslachtsrijp worden en een zeer gezonde interesse in meisjes, veranderde mijn zelfbeeld. Ik kreeg meer praatjes. Samen met nog wat uitzonderlijke jongens, vormden we een groep die al snel de dienst uitmaakte op school. Zonder geweld. Niemand durfde ons gezag te tarten.

In mijn vriendengroep zaten een paar geduchte vechtersbazen. Bij ons eerste cafébezoek, werden we al naar buiten gewerkt, omdat sommige jongens kans hadden gezien slaags te raken. We verontschuldigden ons de volgende dag bij de kroegbaas en werden in genade terug aangenomen op voorwaarde dat we nooit meer zouden vechten in zijn café. Wel waren we vrij om anderen die problemen kwamen zoeken efficiënt naar buiten te tikken.

Ik voelde me veilig en gewaardeerd in mijn roedel. Tijdens straatgevechten, werkte ik als vanouds mijn opponenten tegen de vloer met klemmen en worpen en hield ze daar tot ze aangaven af te zullen druipen. Ik sloeg nooit iemand, bang als ik was dat hun schedel op een stoeprand zou splijten. In mijn vrije tijd volgde ik ook trainingen in karate en kempo. Het was niet chique om de technieken die je daar leerde in te zetten, tenzij het zelfverdediging betrof.

Dankzij ons steeds woestere uiterlijk en de reputatie die we hadden opgebouwd, kon ik met gemak doen wat ik het leukste vond: met jonge vrouwen aanpappen etc. Terwijl mijn vrienden door de straten bleven rollen met wildvreemde tegenstanders, stond ik in de hoekjes van ons stamcafé heerlijk te zoenen met allerlei ‘lekkere wijven’ of mooie meisjes. Ieder zijn verdoving. Deel uitmaken van een angstaanjagende bende maakt je niet populair. Heel veel succes hebben bij felbegeerde prooien qua vrouwelijk schoon evenmin. Daarnaast was ik nu eenmaal erg knap en heel mooi gebouwd, speelde ik gitaar in diverse bands en kon ook nog lekker voetballen. Redenen genoeg om in allerlei spelonken de groenogige monsters te laten grommen van frustratie. En wat doen mensen die zelf het lef niet konden opbrengen om te pakken wat er te pakken viel? Ze gaan ‘deflecteren’. Hun agressie en frustratie via de band spelen. Roddelen is een populaire term voor zulk gedrag.

Terwijl onze groep desintegreerde en ik ging studeren, stopte ik met drinken. Mijn hart was van slag geraakt tijdens een van de vele avonden dat we het 'op een zuipen zetten' en ik beloofde onze lieve Heer (die ik dan ineens wist te vinden) dat ik met drinken zou stoppen als hi me in leven liet. We hielden beiden onze belofte. Het Opperwezen en ik, altijd dikke maatjes geweest.

De ontwenningsverschijnselen waren niet misselijk. Na al het zweten, de hallucinaties, de tremoren en de agorafobie die zich ontwikkelde, kreeg ik mijn eerste depressie. Ik werd een kluizenaar, geen schim meer van de jonge man die ik was geweest.

Tussendoor ontdekte ik dat poëzie schrijven veel makkelijker was dan ik altijd had gedacht. Al snel plaatste het NRC/Handelsblad een gedicht van mij als gedicht van de week. Inmiddels was ik afgestudeerd in Engels in werkte als docent op een middelbare school. Nu mijn lijfwachten allemaal vriendinnen hadden en ik nog steeds – bevangen door het casanova-complex (lees: moedercomplex) de uitgaansgelegenheden afstroopte, op zoek naar willige prooien, nam ik mijn buurman mee op stap. Een zware jongen uit Amsterdam bij wie je thuis over de karabijnen en contrabande struikelde. Terwijl het geroddel aanzwol, was ik de gevierde dichter en zanger die steeds meer onzichtbare vijanden kweekte. Dat laatste lieten ze me goed voelen, wanneer ik ergens alleen binnenkwam. Voor mijn onderbewustzijn was dat een signaal dat mijn P.T.S.S. - na vijf jaren gepest te zijn geweest op de lagere school – weer tot leven bracht.

De depressies begonnen terug te keren en ik ontwikkelde, wat Wilhelm Reich ‘het menselijk pantser’ noemde nog verder. In het jaar na mijn vaders dood had ik mijn huid al gevoelloos gemaakt (hoe weet ik niet meer precies, maar ik herinner me hoe ik met mijn wil oefende op mijn huid om deze ‘kietelvrij’ te maken. Een neveneffect was dat ik strelingen ook niet meer ervoer als een plezierig iets. Dat is tot op de dag van vandaag nog zo).

Over Reich vindt u o.m. het volgende in Wikipedia: Wilhelm Reich (Dobrjanytsji, 24 maart 1897 – Lewisburg, 3 november 1957) was een Oostenrijks-Amerikaanse psychiater, seksuoloog, psychoanalyticus, bioloog, en natuurkundige van Joodse komaf, voornamelijk bekend als een van de meest radicale personen in de geschiedenis van de psychiatrie. Hij was de auteur van meerdere boeken, waaronder Die Massenpsychologie des Faschismus (De massapsychologie van het fascisme) en Charakteranalyse (Karakteranalyse), allebei uitgegeven in 1933.[1] Hij is de vader van de bio-energetica, onder andere via zijn oud-medewerker Alexander Lowen.

Van huis uit psycholoog en Freudiaans analyticus (hij wordt gezien als de grondlegger van de leer van de karakterstructuren), werkte hij in de jaren 1920 Freuds theorieën uit in zijn werk De seksuele revolutie, waarbij hij meer de nadruk legde op de collectieve dan op individuele psychische beleving en processen. Zijn werk beïnvloedde een generatie van intellectuelen, waaronder Saul Bellow, William S. Burroughs II, Paul Edwards, Norman Mailer, A.S. Neill, Peter A. Levine en Robert Anton Wilson en hielp de ontwikkeling van innovaties zoals Fritz Perls' gestalttherapie en Arthur Janovs primaltherapie.[2]

De clip bij het nummer ‘Cloudbusting’ van Kate Bush is een filmpje waarbij Donald Sutherland ‘Wilhelm Reich’ moet voorstellen en Kate zijn zoontje ‘Peter’. Wikipedia: In 1940 begon hij er met het zogeheten Oranur-experiment, waarin hij zijn theorie over orgon nader uitwerkte middels praktische experimenten. Behalve een accumulator voor deze orgon-energie ontwikkelde Reich nog een cloudbuster, een apparaat waarvan hij beweerde dat het stromen van orgon-energie kon manipuleren in de aardatmosfeer en zo regen veroorzaken door de vorming van wolken. Het dodelijke orgon (DOR) zou volgens hem verantwoordelijk geweest zijn voor de droogte en de woestijnvorming.[6] Tijdens een droogte in Arizona was hij op expeditie met zijn cloudbuster en claimde ufo's te hebben waargenomen. Hij speculeerde dat deze ufo's orgon konden gebruiken voor hun aandrijving.[7] In december 1940 wist Reich Albert Einstein, die toen al in Princeton, New Jersey verbleef, over te halen zelf enkele experimenten uit te voeren met een kleine orgonaccumulator in diens kelder, die zouden aantonen dat de tweede wet van de thermodynamica niet onschendbaar is. Na een aantal pogingen concludeerde Einstein dat er geen onverklaarbare effecten waren.

Hierbij Kates clip:

Maar goed, ik was bij het ‘menselijk pantser’, een verschijnsel waarover Alexander Lowen nog vele boeken publiceerde. Lowen was, samen met Reich, een van de pioniers op het gebied van lichaamswerk waarbij emoties die bijvoorbeeld werden onderdrukt via chronische spierspanningen, vrij werden gemaakt. Mensen die dit ‘zweverig’ vinden, kunnen dat eens mededelen aan fysiotherapeuten, haptonomen, chiropractors en nog vele andere mensen die met het lichaam werken.

Het is een moeilijk te doorgronden begrip dat mensen hun emoties altijd terug denken te kunnen brengen tot verstandelijke processen. De angst voor controleverlies moet wel heel groot zijn, zou je haast denken.

In mijn geval zette mijn angst zich vast in de spieren van mijn armen en benen en in mijn nekwervels. Mijn onderarmen drukte ik tegen de stoelleuningen om de angst te kanaliseren en vooral onopgemerkt te houden, mijn voeten drukte ik zo hard tegen de grond dat ik ook mijn benen steeds gespierder maakte. De enige plezierige bijkomstigheid van al die angst. Mijn nek liet ik kraken bij chiropractor Claeys te Knokke. Die hielp me van mijn hoofdpijnen af.

Natuurlijk hadden mijn stadsgenoten niet door wat een hel mijn leven was. Ik ‘vocht vooruit’. Alleen, zonder lijfwachten, ontwikkelde ik een doodsverachting voor alles wat mij leek te bedreigen. Ik had mijn postuur mee en alles in mij werd onderdrukt of beheerst. Nooit zou ik meer de kwetsbaarheid van het schoolplein tonen. Ik wenste de groenogige monsters de meest vreselijke dood toe en trok me terug in mijn huis. Dertig jaar en vele depressies, trauma’s en andere gruwelen verder, denken ze nog steeds dat ik een arrogante lul ben die altijd mazzel had. Over wie zegt dat het meest. Ik moet het antwoord schuldig blijven. De emotie ‘jaloezie’, ken ik niet en kan daarover geen begrijpend oordeel vellen. Analytisch kan ik dit beeld wel benaderen, maar daarmee begrijp ik het nog niet.

Ik had het idee dat ik veel geluk had gehad in mijn leven. Dat maakte mijn moeder me wijs. Zij vertelde mij niet over de verwaarlozing thuis (zij deed alles goed in haar beleving), het pestgedrag op school nam ze niet serieus en ik dacht dat het erbij hoorde. Dat mijn lichaam de prijs betaalde in pijn en depressie, werd normaal. En niemand zag iets aan mij. Ik was het toonbeeld van succes en mijn blazoen hield ik smetvrij.

You can shine your shoes and wear a suit
You can comb your hair and look quite cute
You can hide your face behind a smile
One thing you can't hide
Is when you're crippled inside
You can wear a mask and paint your face
You can call yourself the human race
You can wear a collar and a tie
One thing you can't hide
Is when you're crippled inside
Well now, you know
That your cat has nine lives, babe
Nine lives to itself
You only got one
And a dog's life ain't fun
Momma, take a look outside
You can go to church and sing a hymn
You can judge me by the color of my skin
You can live a lie until you die
One thing you can't hide
Is when you're crippled inside

Je kunt het maar al te goed verbergen John. Tot je zo depressief bent dat je niet meer kunt lopen, lezen, televisie kijken of wat dan ook doen dat het leven nog de moeite waard maakt. In die staat belandde ik bij de Arboarts.
Een samenvatting van onze dialoog:
“Hoe slaapt u?”
“Zonder slaapmiddelen doe ik geen oog dicht.”
“Welk middel gebruikt u en in welke hoeveelheden?”
Ik antwoordde naar waarheid en de vrouw deinsde achteruit. Dat valt niet mee wanneer je op een stoel zit achter een bureau, maar het lukte haar.
“Droomt u veel?”
“Voor zover ik weet droom ik de hele nacht door.”
“Een bepaald soort dromen of zijn ze allemaal verschillend?”
“Ze vallen uiteen in twee categorieën. De ene is waarin ik moet optreden met mijn band en op het podium sta met een halve gitaar. Of er ontbreekt een snoer. Of een van de muzikanten is zoek. Het publiek stroomt binnen. Het is altijd een soort schouwburg waar we spelen. En het concert kan nooit beginnen. Ik kan mijzelf niet aan het publiek laten zien. Ik kan slechts falen en ben de hele tijd bezig dat te voorkomen.”
“En die andere categorie?”
“Dat is waarbij mijn huis wordt omsingeld door leeuwen. Ik ben daar dan heel erg bang voor. Er zitten allerlei gaten in mijn huis en niet alle ramen en deuren zijn afgesloten. Ik ren heen en weer om de boel dicht te timmeren, gaten op te vullen. Het gaat maar door.”
De arts keek me zwijgend aan.
“Soms word ik tussendoor wakker en dan bid ik, terwijl ik geen gelovig mens ben en dan vraag ik aan God of hij alsjeblieft kan zorgen dat de dromen ophouden.” Mijn stem brak, terwijl ik dit vertelde en de arts reikte mij een doosje met tissues aan. Het overkwam me vaker dat ik in het bijzijn van een professional bij bepaalde vragen even moest huilen. Wanneer ik thuis alleen ben, lukt me dat niet. Alsof een innerlijke censuur me dan tegenhoudt.
Ik besprak dit verschijnsel later met mijn psychotherapeut. Dat ik niet begreep waarom een wildvreemde professional mij een vraag kan stellen waarbij ik in huilen kan uitbarsten, maar dat ik dit alleen niet voor elkaar krijg. Hij legde me uit dat ik een bodem had. De bodem van mijn gevoel zoals 'ik' daarbij kan. Daaronder is het, in mijn beleving, keihard beton. Hij ging verder en zei: “Er zit een luikje in die vloer en de arts opende dat voor je. Jij geeft jezelf die macht nog niet, maar hebt een volwassene nodig die je vertrouwt om dat te doen.”
Ik weet wanneer ik een doorbraak beleef in therapie. Dit was er zo een. Reproduceren hoe die doorbraak eruit zag, kon ik nog niet. Ik herlas mijn beschrijving en wist dat ik het de volgende keer deels opnieuw moest vragen, maar dat is okay in therapie. Dan worden er namelijk luikjes geopend.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Verplichte velden zijn gemarkeerd *

Copyright ©2023 Amor en Psyche

Webdesign by: Miek.Designs

Scroll naar boven